Selecteer een pagina

Wel zo ‘handig’ in coronatijd.

Japanners geven elkaar bij het begroeten nooit een hand maar maken een buiging. Aan de diepte van de buiging kun je zien wie er het hoogste in rang is. Degene met de laagst rang maakt de diepste buiging. Dit buigen staat voor het tonen van respect. Als je je baas groet of bijvoorbeeld een politieagent, dan is het de bedoeling dat je diep buigt.

Verder is ook de manier waarop je buigt van belang. Als je iemand wilt begroeten en je hebt niet veel tijd, dan kun je snel even met je hoofd knikken, vooral als je iemand treft van dezelfde rang of stand. Maar wil je iemand ergens voor bedanken, dan is een diepere buiging wel op zijn plaats. Het aller diepst buig je als je sorry zegt, hoe groter de verontschuldigingen hoe dieper de buiging. De Nederlandse uitdrukking, ‘je kunt wel door de grond gaan’ wordt hier bijna letterlijk toegepast.

Ben je werkzaam in de Japanse zakenwereld, dan is het nodig om deze regels goed te kennen en je eraan te houden. Maar de Japanners zijn ook niet gek en weten dat westerlingen elkaar vaak een hand geven bij een ontmoeting, daar zullen ze meestal niet moeilijk over doen. Wat voor de Japanners echt te ver gaat is het geven van een kus. Een kus als begroeting is not done en al helemaal niet in het openbaar.

En dan is er nog iets bijzonders. Wat je tegen elkaar zegt hangt ook heel erg van het tijdstip af. Wij kunnen op elk moment van de dag ‘hallo’ en ‘dag’ zeggen. In Japan hangt het van het uur van de dag af of je vriendelijk, neutraal of beleefd elkaar groet.

Bij ons in Nederland zijn er ook verschillende manieren van groeten. Ook deze zijn onder invloed van de tijd, zo namen mannen vroeger vaak hun hoed af bij een begroeting. Ook van het deel van Nederland waarin je woont speelt een rol. Zo zeggen mensen ‘moi’ in Noord-Nederland, ‘houdoe’ in Noord-Brabant en Gelderland en ‘doeg’ in de Zaanstreek.

Ook de leeftijd speelt mee bij de manier van begroeten, ouderen zijn vaak wat formeler dan jongeren.

Maar waarom deze uiteenzetting.

Ten eerste omdat de hand en de kus in Nederland verboden is als je niet tot hetzelfde huishouden behoort. Dit in verband met de risico’s op coronabesmetting. Voor Japanners is dit heel gewoon, voor ons als Nederlanders is het vreemd, voelt het afstandelijk en ongepast. Japanners boffen maar in deze tijd, voor hen is er niet zo veel veranderd aan het begroeten van elkaar.

Ten tweede vanwege mijn eigen ervaring met de Japanse wijsheden in een ver verleden. Ooit heb ik gesolliciteerd bij een professor in Rotterdam, om mee te doen aan een groot onderzoek naar de werking van nieuwe vragenlijst voor kinderen en jongeren. Het gesprek vond plaats op zijn kantoor en ook zijn secretaresse was aanwezig. Wat haar rol was weet ik niet, ze nam mijn jas aan en verzorgde de koffie maar verder zei ze geen boe of bah. De professor deed het woord en het gesprek verliep naar mijn mening erg onprettig. Ik was een jaar of 27, maar hij behandelde mij als een klein kind. Natuurlijk was hij de professor en ik de student, maar hij had toch wel erg Japanse ideeën over het verschil tussen hem en mij. Ik had net die avond daarvoor een uitgebreide documentaire gezien over de Japanse hiërarchie en over het buigen en daar moest ik tijdens het gesprek steeds aan denken.

Na een tijd liep het gesprek op zijn einde, ik had me zo zitten ergeren dat ik al lang niet meer verlangde om voor deze man een intensief slecht betaald onderzoek te doen. Toen we opstonden gaven we elkaar een hand. Maar ik moest mijn jas nog hebben. Ik wist niet waar hij precies was neergelegd, dus ik wachtte op actie van de professor. Maar hij was professor en geen hulpje, dus ging mijn jas niet pakken maar gebaarde druk naar zijn secretaresse, om haar duidelijk te maken dat zij mijn jas moest pakken. Dit begreep ze niet direct en daardoor ontstond er een ietwat onhandige situatie. Toen dacht ik aan die documentaire van die dag daarvoor en zei tegen de prof : ‘In Japan kun je aan de diepte van de buiging zien hoe het zit met de hiërarchie’. Ik moest grinniken, hij keek geïrriteerd en ik vertrok.

De volgende dag kreeg ik een telefoontje van de secretaresse van de professor. De keuze was niet op mij gevallen.