Selecteer een pagina

Dat is niets voor mij.

Je kent ze misschien wel, de titels van een aantal boeken van Berthold Gunster, de grondlegger van het omdenken. ‘Lastige kinderen, heb jij even geluk’ of ‘Ja maar, als alles lukt’.

Als pedagoog heb ik me zo’n 30 jaar bezig gehouden met lastige kinderen en hun ouders. Een enorme klus voor gezinnen om een lastig kind, of misschien wel een heel rijtje lastige kinderen, groot te brengen. Vroeger zei ik wel eens tegen een ouder van een lastig kind: ‘van welk kind leert u nu het meest’. Het antwoord was steevast…’ van dat ene lastige kind’. Achter afgezien ook een manier van omdenken. Maar wat hebben ouders hier nu echt aan. Gingen ze vrolijk de deur uit omdat ze zo dankbaar waren voor de wijze lessen die ze leerden van hun kroost, lessen in geduld, in verdraagzaamheid en inleving. Nee, ze hadden dan een kleine opleving en daarna hadden ze toch vooral behoefte aan het leren begrijpen van het gedrag van het kind en het leren omgaan daarmee. Empathie, dus meeleven van mij, horen van mij dat het wel heel zwaar is om een lastig kind in je gezin te hebben deed ze veel meer dan de opmerking, ‘u boft maar met zo’n kind, wat heeft u vandaag al weer veel van hem of haar geleerd’.

Een omdenker leert om een probleem te zien als een feit en daar ‘ja’ tegen te zeggen. Dit eindigt in….hoe meer problemen, hoe beter.

Ik ben er wel achter gekomen dat omdenken niets voor mij is. Ten eerste merk ik dat ik me irriteer aan alle omdenkoplossingen. Ik zal er een paar noemen.

1.Je hebt geen macht over wat je overkomt, maar wel de macht over je reactie.

Ammehoela, denk ik dan, als iemand mij een paar keer voorliegt, voel ik me gekwetst en word ik boos. Hoeveel macht heb ik om me niet gekwetst te voelen. Natuurlijk kan ik denken… die ander is gestoord of heeft geen geweten, dus hoef ik me niet gekwetst en boos te voelen. Maar schiet ik hier iets mee op. Is gekwetst voelen en boos zijn in dit geval niet heel adequaat. Waarom zou ik mezelf zwaar moeten pijnigen om allerlei verklaringen te vinden voor het gedrag van die ander.

2.Ik wil niet herinnerd worden als de persoon die ik was, maar als de persoon die ik geworden ben.

Deze stelling gaat ervan uit dat je niet oké was, maar door hardnekkig dagelijks om te denken een beter persoon ben geworden. Volgens mij was ik wel oké in het verleden en nu ik veel bijgeleerd heb in het leven ben ik dat nog steeds.

3. Vallen is niet erg, blijven liggen wel.

Dan denk ik……….waarom mag je niet een tijdje blijven liggen. Misschien ben je gevallen van uitputting en heb je het nodig om te blijven liggen om bij te komen. Of blijf je liggen omdat je er nog niet in gelooft dat je weer verder komt en heb je tijd of nieuwe inzichten nodig of iemand die je helpt om weer overeind te komen.

Maar dat is wat omdenken niet accepteert. Elk negatief gevoel of gedachte moet worden aangepakt, rigoureus en zo snel mogelijk.

Niks voor mij, ik mag best moeite hebben met lastige kinderen, mensen mogen ook mijn zwakke kanten kennen en als ik val neem ik de tijd om op te staan. En ik heb besloten nooit een omdenkkalender of –agenda te kopen. Op mijn nieuwe agenda staat met gouden letters ‘THE  STRUGGLE IS REAL 2019’.

Laatst had ik  en off-dag waarop het me niet lukte om te zien dat de zon scheen. Ik was in een kringloopwinkel en kon niets vinden waar ik vrolijk van werd. Op het toilet hing een omdenkkalender. Ik moest mijn best doen om hem niet van de muur te scheuren en in de prullenbak te deponeren.

Na een tijdje verder rondstruinen werd ik gebeld door iemand van een radioprogramma. Deze beller vertelde mij dat er recent een wetenschappelijk artikel was verschenen in de Volkskrant over de negatieve kanten van humor, geschreven door een hoogleraar. Ze hadden haar graag in de uitzending gehad, maar door omstandigheden ging dat niet door.

Toen gingen ze op de redactie nadenken over een alternatief. “Wie zouden ze nu kunnen vragen om iets zinnigs over humor te zeggen”. En toen kwamen ze bij mij uit en vroegen of ik bereid was mee te doen aan het radioprogramma. Natuurlijk was ik dat. Na dit telefoongesprek was mijn off-dag voorbij. Het idee dat mensen die ik niet eens persoonlijk ken denken: ‘als we iets willen weten over humor, dan moeten we bij Fina van de Pol zijn’ deed de wolken verdwijnen en zag ik de zon weer schijnen.